Na Malakka was het nationale park, Taman Negara, aan de beurt om bezocht te worden op onze wereldreis. We hadden 2 bussen om in Jerantut uit te komen. Jerantut is een plaats 65 km / 1 uur van het park vandaan, en is een locatie vanwaar veel excursies geregeld worden naar/in het park. Na de lange busrit was er een mogelijkheid om een boottocht van 3 uur te nemen naar Taman Negara, of met een minibusje van een uur. We waren een beetje gaar van het reizen, dus kozen we voor de snellere en goedkopere optie.

In het dorp aan het park zochten we een slaapplek, en dat hadden we gelijk voor 10 ringgit per persoon. Dat komt neer op 5 euro voor 2 personen! Na een rondje lopen en wat informatie inwinnen, gingen we even zwemmen. Eind van de middag gingen we weer terug naar het hostel, waar we een tweedaagse tour wilden boeken. Bij te weinig lokale ringgit was betalen in dollars geen probleem, maar de wisselkoers wel! Zo kostte het ons een vermogen méér, en dat vonden we zonde. Een andere mogelijkheid was om met een taxi op en neer naar Jerantut te gaan om te pinnen, maar dat kost ons ook weer een hoop. Als laatste mogelijkheid konden we naar Jerantut met de laatste “public bus”, en dan de volgende ochtend met de public bus om 8 uur weer terug – en dat hebben we uiteindelijk ook gedaan.

Met de laatste bus (gewoon minibusje, leek totaal niet op openbaar vervoer) zijn we in het stadje aangekomen. Het begon inmiddels wel te onweren en te regenen op zoek naar een ATM (pinautomaat) die het deed. Een aardige Maleisiër met Indiase voorouders bracht ons naar een ATM iets verder. Nu stortte het met bakken uit de hemel, waarop de man besloot ons bij het hotel af te zetten. Gelukkig had dat hotel, ondanks dat we niet hadden gereserveerd, een kamer vrij voor ons. Toen het iets minder begon te regenen, zijn we naar de Pizzahut gerend om (om half 9) nog te dineren.

De volgende ochtend zijn we zonder veel moeite weer naar het park teruggegaan, waar we ons bij de toer konden voegen. Na wat tassen inpakken, (brood, drinken, slaapspullen en je eigen spullen/kleding) gingen we op pad. Voordat we echt de jungle zelf in konden, moesten we een kaartje kopen – én alle spullen aangeven. Dit ging nog strikter dan op een luchthaven! Elk plasticje, elk kledingstuk, alle batterijen die je mee nam het oerwoud in moesten op papier worden gezet. Dit was een heel gedoe, maar het doel was om de jungle schoon te houden. 2 dagen met lege flessen sjouwen ziet namelijk niet elke toerist zitten, en prullenbakken zijn er niet in de jungle.

Hierna gingen we de boot in naar de plek in het park waar we onze trekking zouden beginnen. Halverwege stopten we voor een “canopy walk”, een pad door de boomtoppen. Bijna aan het einde van deze wandelbrug kwam ik erachter dat de batterijen van onze kleine camera leeg waren. Geen foto’s van de jungle dus! Vervolgens begonnen we aan onze tocht. Er werd een doos met cream crackers opengemaakt. Dat was onze lunch, werd er gegrapt. Naarmate de tijd verstreek, bleek dat het geen grapje was.

De jungle was erg mooi, maar zoals in elk oerwoud houdt het groen geen rekening met het pad. Af en toe lag er een boom op de weg of er hingen takken met gemene stekels dwars. Ook was er af en toe een riviertje waar we via rotsen of boomstammen overheen balanceerden. Tussendoor kregen we uitleg over “jungle water” en “jungle fruits” om te overleven, over hars en over andere opvallende dingen. Ook werd ons verteld dat er olifanten (ca. 300) leven in dit woud. Die olifanten maken een rondje, en wij zouden dit “olifanten pad” volgen.

Aan het einde van de middag moesten we brandhout verzamelen. Voor wie nog nooit in een tropisch oerwoud is geweest: het is er enorm vochtig! Al het hout (en wijzelf dus) was dus nat, of beter gezegd doorweekt, maar dat gaf blijkbaar niet. Met stukken halve boom kwamen we aan bij de ingang van de grot waar we zouden overnachten. Tja, hoe krijgen we onszelf, onze rugtassen en het hout omhoog? Na wat geklauter via de rotsen (daar schijnen olifanten geen problemen mee te hebben) kwamen we in de grot, waar we onze slaapspullen voor die nacht vast klaar legden. Daar waren de andere twee groepen al aanbeland.

In de grot kleedden we ons om achter een rots, en gingen we in bikini en op slippers naar de rivier. Daar konden we het vieze zweet van ons af spoelen. Bij de rivier aangekomen bleek het water bruin. Omdat zweet niet beter was dan bruin water, ging iedereen daarin. Ook onze gidsen, maar dan om water te halen voor het avondmaal…
Tijdens onze “jungle douche” ging onze gids met het hout aan de slag om een vuurtje te stoken voor de rijst. Toen wij terug kwamen van het “douchen”, konden we meehelpen met groenten snijden e.d. Na de beperkte cracker-lunch en een intensieve jungle trekking, hadden we om 9 uur ’s avonds toch een behoorlijke honger opgebouwd! Lang nadat de andere groepen (met gasbrander!) hun eten al op hadden, konden wij eindelijk genieten van de rijst met groenten prutje. Vrij snel daarna doken we toch ons bed in. Misschien niet zo gezellig voor onze gids, maar die kon zich prima aansluiten bij de andere groepen.

De volgende ochtend wilden we onze broek weer aandoen, die we aan een lijn te drogen hadden gehangen. Hmm, de broek is nu haast nog vochtiger dan de vorige dag! Toch maar aan, bij gebrek aan beter. Tenslotte zou hij binnen no-time weer doorweekt zijn. We namen een zijweg naar twee andere grotten. Hier zagen we naast de vele vleermuizen (die ook in de grot van de overnachting zaten), ook een slang die live een vleermuis ving en opat! Na een tijdje gebiologeerd te hebben gekeken naar dit schouwspel, liepen we toch weer door.

Halverwege de route van dag twee hadden we een lunch stop. Hiervoor moest opnieuw hout verzameld worden, en werd weer een vuurtje gestookt – dit keer voor noodles. Veel te veel, we hadden liever een dag eerder bij de crackerlunch de helft hiervan gehad! Er was nog een mogelijkheid om weer te zwemmen – maar bij de gedachte de kleren daarna weer aan te moeten, lieten we dit aan ons voorbij gaan.

Als wij onze gids moesten geloven, moesten we opschieten om op tijd bij de boot te komen, die ons op het eindpunt op zou halen. Veel sneller lopen lukte (mij in ieder geval) niet, maar onze gids had natuurlijk een andere oplossing: hij kende een korte afsnijdroute. Opeens stond hij tot op zijn knieën in het water, zonder mogelijkheid voor ons om over te steken. Hij gebaarde dat we zijn voorbeeld moesten volgen; dat wij natte schoenen en sokken kregen was voor hem geen probleem. Nee, híj had jungle schoenen waar ook mee door water kan lopen. Wíj hadden bergschoenen die je in een week nog niet droog krijgt! En daarnaast krijg je blaren van lopen in natte schoenen. Zwaar geïrriteerd (Harrie niet, Pleunie wel) deden we onze schoenen en sokken uit, liepen door het water, klommen daar weer omhoog en deden de sokken en schoenen weer aan. Dit maakte echter de tijdswinst van de kortere route waarschijnlijk weer ongedaan.

Eenmaal terug bij de boot, terug in het dorp, terug bij het hostel, besloten we gelijk door te gaan naar Jerantut om daar de nachttrein naar Kota Bahru te nemen. Stinkend kwamen we aan bij het hotel, waar we twee dagen terug ook hadden geslapen. Hier vroegen we om te kunnen douchen, wat gratis en zonder probleem kon. We hadden ons nooit zó fris gevoeld als toen!

Omdat het loket pas om 00:30u weer open ging, bleven we op om kaartjes te kunnen kopen voor de trein die om 2uur ’s nachts zou vertrekken. Bij aankomst op het treinstation (en na wachten in de rij) bleek dat de treinkaartjes naar Kota Bahru voor de HELE WEEK waren uitverkocht! Doodmoe van de jungletrekking gingen we weer terug naar het hotel, waar we wéér het geluk hadden dat er een kamer beschikbaar was. We zijn direct het bed in gedoken; vervoer werd een probleem van morgen!

De volgende ochtend bedacht Harrie dat hij zijn jas niet meer bij zich had. Die lag vermoedelijk bij het hostel bij het park. Zonde! Maar voor alles is een oplossing: er was hier een mannetje die kon bellen naar het hostel (“ja, jas is hier”), de jas kon aan de chauffeur van de openbare bus naar Jerantut meegegeven worden, en via een mannetje aan een andere chauffeur van een bus naar Kuala Lumpur meegestuurd worden. Als dit doorgeefsysteem kon werken, zouden wij de bus van 10 uur kunnen halen naar Kuantan, waar we (met 6 uur overstaptijd) een andere bus konden pakken naar Kota Bahru. Klinkt als een goed plan!