Dit keer hadden we echter geen “VIP”-plaatsen in de bus, maar het was maar voor een paar uurtjes. En zó verwend zijn we nou ook weer niet geworden! Op het station moesten we deze keer ook zelf het vervoer regelen naar het hostel. Een chauffeur wilde ons áfzetten, maar gelukkig hadden we van het hostel een richtlijn gekregen van wat een acceptabele prijs was. We lieten ons door een oude baas wegbrengen, die ons voor een redelijke prijs voor de deur afleverde.

Tijdens het inchecken kwamen we erachter dat het meer op een “bed and breakfast” leek dan op een echt hostel. Het was verder wel prima, dus regelden we dat we na onze toer van zondag op maandag (naar het Titicacameer) weer hier konden slapen.

Eind van de middag liepen we ook naar de Plaza de Armas van Puno. Puno is lang niet zo interessant als Arequipa, dus we waren al snel uitgekeken. We doken maar gauw een leuk restaurantje in (dat lijken ze wel in overvloed te hebben), en bestelden wat.

De volgende ochtend was het gelukkig al tijd voor onze toer. Om kwart voor acht stond het busje klaar om ons op te pikken, en die bracht ons naar de boot. Onze eerste stop was op een drijvend eiland. Het drijfde echt, maar dat kost ook wel een hoop energie om dat zo te houden! Het werd ons duidelijk uitgelegd dat een laag grond van een meter “wortels” ergens vandaan werd gehaald, speciaal aan elkaar werd geknoopt met pinnen en touw, en werd bedekt met een meter riet. Ook de huizen worden van riet gemaakt; vochtig en vlambaar. Bijkomend nadeel: die huizen gaan dan maar een half jaar mee! Het hele jaar zijn ze dus bezig om het eiland te vernieuwen, van bodem tot huizen tot boten aan toe. Eten kunnen ze niet verbouwen op het eilandje, dus zijn ze afhankelijk van het vasteland voor alles – behalve vis. Toerisme, visserij en wat kunstige kleedjes voorzien hun in de eerste levensbehoeften. Erg bijzonder als je zo wíl en kán leven!

Via een lokale boot van 10 minuten / 30 meter (à €3,50 p.p.) kwamen we op een ander drijvend eiland om koffie en koekjes te kunnen kopen, voordat we drie uur in de “echte” boot gingen naar het eiland waar we op zouden overnachten. Na een van de ruwste boottochtjes die we meegemaakt hebben, kwamen we daar eindelijk aan land. Hier werden we ingedeeld en voorgesteld aan de lokale families waar we de nacht zouden doorbrengen. Wij genoten van de gastvrijhijd van Marcos en zijn vrouw, een ouder echtpaar. Het contact verliep enigszins moeizaam omdat ze “Quechua” spreken, en maar een klein beetje Spaans. Ons Spaans was nou ook niet om over naar huis te schrijven, maar in de basale dingen begrepen we elkaar.

We genoten hier van een (aardappel)lunch en konden even relaxen op de kamer. Om vier uur moesten we bij een basketbalveldje verzamelen, om de tempel boven op het eiland te bezichtigen. Van buitenaf, want die tempel is maar 1 dag per jaar geopend(!). Veel misten we niet, want we konden er 3x omheen lopen (for good luck) en door het hek kijken: een kale vlakte met een gat. Het uitzicht was echter wel heel mooi!

Na het (aardappel)diner maakten we ons klaar voor de feestavond! Dat wil zeggen, Harrie kreeg een poncho die hij over zich heen kon gooien, terwijl ik werd vastgesnoerd alsof het een strak corset was in plaats van een (feest)jurk. Alle dames op het feest schenen die avond moeite te hebben met ademhalen, en gelukkig is gedeelde smart halve smart! Desondanks deed iedereen vrolijk mee met de lokale dansjes, wat op een gegeven moment verdacht veel op een polonaise begon te lijken..! Inmiddels was er behalve water en bier, nu ook coca cola te koop. Na een drankje, een paar dansjes en de ronde fooien was het voor ons tijd om lekker naar bed te gaan.

De volgende ochtend kregen we, in tegenstelling tot het traditionele aardappelontbijt, heerlijke pannenkoeken als ontbijt! Na het afscheid van de familie gingen we naar een eiland een uur varen verderop. Daar klommen we weer omhoog, en konden we op een pleintje “rondkijken”. Beter gezegd: wachten! Er was namelijk niet veel te doen op het plein, behalve de mensen in traditionele kledij bekijken en de vrouwen al lopend zien spinnen. Om elf uur werden we weer opgepikt door onze gids en na een heel interessant (langdradig) verhaal werden we naar de lunchplek gebracht. We hadden geen keus waar we gingen eten, want de burgemeester van het eiland bepaalt alles. Gelukkig had het restaurant van zijn keus goed eten, want we kregen een heerlijk bereid versgevangen visje.

Met de boot gingen we weer drie uur terug naar Puno, om daar afscheid te nemen van ons Titicaca avontuur. Met een klein busje werden we weer teruggebracht – of althans, iedereen behalve wij! De chauffeur had geen zin om ons bij ons hostel af te zetten, waarschijnlijk omdat het nét buiten het centrum ligt. In de tijd dat we erover hebben gediscussieerd, had ie ons al 3x daar kunnen afzetten, maar uiteindelijk gaven wij maar toe. Het was een beetje onzinnig om nu de heuvel op te lopen, en een uurtje later weer naar beneden voor het diner. Bovendien hadden we een vroege lunch gehad, dus besloten gelijk maar te gaan eten.

De volgende ochtend belde de gastheer voorons een taxi. We werden bij de deur opgehaald en bij het busstation afgeleverd. Bij het instappen vroeg onze gastheer aan ons of we 4 of 5 peruviaanse soles wilden betalen. Ja, als het een keuze is, doe maar 4! Wij gaven het geld aan hem, hij direct aan de chauffeur, en alles was oke. Toch bijzonder dat wij in het Engels bijna het dubbele moeten betalen.. (Dan nog is het haast niks, 3 sol=€1, dus ons hoor je niet klagen hoor!)

We waren in ieder geval ruim op tijd voor de bus naar Copacabana, Bolivia!